Het is en mooie zonnige zondagmorgen. Gisteren dacht ik : “Als het morgenochtend mooi weer is ga naar het Oude land van Strijen fietsen. Eerst door het park dan richting Westmaas en via de Munnikendijk de Ritselaarsdijk op. Halverwege deze dijk vliegen er ineens twee wulpen over. Hun lange iets gebogen snavel viel duidelijk op. Het is windstil en de zon schijnt door een beetje nevelige lucht. In de weilanden langs de dijk grazen veel koeien en overal is het geluid vankieviten en scholeksters te horen. Hoog in een wilg zingt eenmerel zijn lied. De schapen langs de dijk zijn geschoren. Te fietsen door de Groeneweg is een groot feest van morgen: overal het geluid van zingende leeuweriken, op de weg zittengele kwikstaartenen heel veelgraspiepers, in het nog groene graan zit een knalgele kwikstaart. Op het eind van de Groeneweg ga ik naar links. Onverwachts zie ik hier een weiland vol metgrutto’s, kieviten en scholeksters. De grutto’s peuren met hun snavels in de bodem. Als ik een tijdje sta te kijken vliegen ze op en zie ik hun witte stuit. Ik ga het grindpad op dat naar de kartbaan leidt. Op het einde van dit grindpad het volgende grindpad in aan de overkant van de Molenweg. Langs de sloot zit een zwaan met haar jongen. Een visdief vliegt over het water opzoek naar een maaltje. Eenkuifeend zwemt er rond met zeven jongen enfuten duiken steeds onder. Vorig jaar heb ik ook aan dit pad gezeten bij een oud hekje. Van dit hek op het dammetje is weinig meer over dan een paar rotte planken. Ik ga nu een stukje verder en ga daar op een dammetje even uitrusten. Op de terugweg rij ik eerst de Molenweg uit en snuif de geur op van de pas gemaaide weilanden.